Geachte ministers,
Geachte burgemeesters,
Geachte schepenen/wethouders,
In een boek waarin ik best wat uitdagingen tracht aan te kaarten in het leven van jongeren vandaag, is het risico misschien niet onbestaande dat het alarmistisch overkomt. Toch wil ik dat dit boek gelezen wordt als een warm en hoopvol verhaal. Om echter met optimisme te kunnen kijken naar de toekomst – om de uitval uit het onderwijs te beperken en om de motivatie van zowel leerlingen & studenten als leerkrachten & docenten weer te verhogen – heb ik een aantal suggesties voor u. We kunnen het niet alleen. Ik durf u aanschrijven met een scherpere pen, niet als aanval, maar om beter gehoord te worden. Ik hoop dat u voor deze vragen even tijd wilt maken in uw drukke agenda.
Welkom in de klas, om uw oor eens uitgebreid te luisteren te leggen bij de zorgen van leerlingen, leerkrachten en iedereen die er mee voor zorgt dat elke school elke dag weer kleine en grote successen bereikt. Welkom om mee te genieten van de prachtige en krachtige verhalen die er elke dag geschreven worden.
Denkt u ook nog maar eens even terug aan uw favoriete leerkracht. Wat zou u voor haar of hem willen wensen en doen?
1 # een leerlijn psycho-educatie in lager, secundair én hoger?
Psycho-educatie is in zijn strikte betekenis een vorm van voorlichting en training die gericht is op het vergroten van inzicht bij (eigen) psychische aandoeningen, gedragsproblemen of (leer)stoornissen, en hoe hiermee om te gaan. Ik breid de term uit tot (1) ook leren over anderen en dus niet louter over zichzelf of de eigen eventuele problematieken en (2) dan ook over een heel breed spectrum aan onderwerpen die het inzicht en bovenal begrip voor anderen kunnen vergroten met oog op inclusie en solidariteit.
Elke leeftijd komt plusminus met gedeelde uitdagingen. Op dat vlak zou een leerlijn uitstippelen relatief eenvoudig kunnen zijn met als idee dat wat eraan komt al tijdig aangekaart wordt. De fysieke en mentale veranderingen en uitdagingen in de adolescentie leg je best ook al uit voor die ingrijpende tijd zich aandient. Weten wat er komt en dus voorbereid zijn, we doen dat veel te weinig in het leven. Denk opnieuw aan ouderschap, relaties, ouder worden, …
Anderzijds zijn er ook de persoonsafhankelijke worstelingen. De meeste zijn leerrijk voor iedereen. Weten wat ADHD is of dat perfectionisme kan leiden tot faalangst, daar kan iedereen baat bij hebben. We zitten (potentieel) samen in de klas, op de werkvloer, in het parlement of in de gemeenteraad.
Bij sommige onderwerpen ligt dat complexer. Over alcohol praten lijkt op een bepaald moment zinvol en noodzakelijk als preventie omdat het in onze samenleving nu eenmaal alomtegenwoordig is. Volgens de VAD (Vlaams expertisecentrum voor alcohol, illegale drugs, psychoactieve medicatie, gokken en gamen) ligt de gemiddelde leeftijd van het eerste glas alcohol op 14,6 jaar. Toch is hun suggestie er pas over te praten als het in de klas en leefwereld aanwezig is, vanaf de derde graad (16 jaar) is daarom hun aanbeveling.
Voor drugs geldt dat nog sterker. Lessen hierover kunnen net de interesse aanwakkeren in plaats van preventief te werken. Ze raden af dat sowieso op de agenda te zetten. Klassikale gesprekken hierover zijn dus pas aangeraden als een meerderheid van jongeren ermee experimenteert, anders is een één-op-één-aanpak de te bewandelen weg.
Per onderwerp moet dat dus weloverwogen gebeuren in samenspraak met experten. Kennis hierover moet een vaste plek krijgen in de lerarenopleidingen want een fout is – altijd met de beste bedoelingen – snel gemaakt.
Ik droom dus van een doorlopend vak van vroeg in de lagere school tot ruim in het hoger onderwijs waar die talloze thema’s weloverwogen en herhaaldelijk aan bod kunnen komen. Een uurtje per week. Een moment van verstilling, van reflectie, van getuigen en luisteren, van informatie tot inzicht tot wijsheid.
Zowel in Vlaanderen als in Nederland is er in het onderwijs uiteraard al ruim aandacht hiervoor, zowel in de levensbeschouwelijke vakken (in Nederland zijn die optioneel) als in de pijlers en leerdoelen rond burgerschap en samenleving.
Maar … die lesinhouden zijn erg versnipperd, zowel door wie ze geeft, alsook wat de tijd betreft die er aan besteed wordt. In de ene school wijdt een leerkracht geschiedenis er een halve les aan, in de andere geeft de juf godsdienst er drie lessen over. Voor de ene school is het een vinkvakje in de doelenlijst, voor de andere de kern van hun schoolvisie en -filosofie.
Ik vind dit essentieel. Ik vind deze lessen en leerinhoud even belangrijk als wiskunde, biologie en Nederlands. Ik begrijp dat met de explosie aan nieuwe wetenschappelijke inzichten we jongeren willen klaarstomen voor verder studeren, maar ik begrijp niet dat we jongeren aan hun lot overlaten als het gaat over depressie, stress, burn-out, faalangst of isolatie. Wat hebben ze later aan een PhD (doctoraat) als ze na een jaar uitvallen omdat ze een acuut tekort hebben aan zelfliefde of sociale vaardigheden?
2 # een burgerjaar voor jongeren na het secundair?
In België en Nederland werd de dienstplicht (nuja, de ‘opkomstplicht’) afgeschaft in respectievelijk 1994 en 1997. Voor mij persoonlijk betekende dat dat ik niet naar het leger moest, als eerste lichting. Ik ben geen uitgesproken voorstander ervan, maar ondertussen ook wel minder rabiaat tegen als toen, minder naiëf ook want de internationale machtsverhoudingen zijn radicaal aan het veranderen.
We zijn vandaag dertig jaar later en ik heb ondertussen bijzonder veel gesprekken gehad met mensen (toegegeven: veelal mannen) die wel legerdienst deden of een burgeralternatief. Niet iedereen, maar wel een ruime meerderheid spreekt erg positief over die tijd. Ze vertellen veelvuldig en gepassioneerd hoe ze in die periode volwassen werden, hoe ze zich gesterkt voelden door samen te moeten werken en te mogen leren van jongeren uit heel andere delen van de maatschappij. Leren omgaan met ‘anders’ zijn en jezelf niet meer vanzelfsprekend vinden als de standaard. Die boodschap hoorde ik ontzettend vaak. We hebben in ons leven geen ‘rites de passage’ meer. Dit kan er weer een zijn.
Wie ben ik om zo’n radicaal idee hier te lanceren. Tja, niemand uiteraard. Toch geloof ik sterk in een verplicht burgerjaar waarbij jongeren dan deels kunnen kiezen hoe en waar ze dat invullen: bij sociale of zorgorganisaties; bij bedrijven die inzetten op diversiteit, inclusie of de zogenaamde SDG’s (Sustainable Development Goals); bij ngo’s in binnen- of buitenland; bij socio-culturele organisaties; of bij defensie.
De kracht ligt volgens mij in zelfontplooing en het kunnen en mogen ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden doordat jongeren uit alle hoeken van de samenleving mekaar opnieuw leren kennen met inzet op begrip en solidariteit. Dat dit leren dan plaatsvindt buiten een schoolse context is een extra pluspunt want vaak veel motiverender.
Heel wat jongeren hebben op hun 18 jaar overigens nog geen concreet of realistisch idee of en wat ze willen verderstuderen. Zo’n jaar biedt ook extra ruimte om te oriënteren. Koppel zo’n burger- of defensiejaar aan een beperkte verloning, en jongeren kunnen zelfs nog wat sparen voor die eventuele studies. Wie weet vinden ze op die tijdelijke plek nadien zelfs vast werk. Een jaar stage in en voor het leven.
U als politici, maar ook binnen het onderwijs alsook ouders spreken soms te makkelijk over een tanende burgerzin. Dit lijkt me alvast een heel concrete manier om de ‘samen’ weer op de kaart van de samenleving te zetten. Wat denkt u?
3 # lokale gespreksgroepen voor jongeren en/of ouders ?
Ik steek mijn hand in het vuur dat groepsgesprekken heilzaam zijn voor jongeren (en ook voor ouders), thematisch dan wel. Wekelijks of tweewekelijks een specifiek thema gericht op een specifieke doelgroep en dat op lokaal niveau, per gemeente of wijk in grootsteden.
Het zal m.i. weinig tijd of geld kosten om structureel groepsgesprekken te organiseren. Jongeren kunnen komen luisteren – en als ze willen: meepraten – over de thema’s waar ze mee worstelen. Met een beetje goodwill vind je in elke buurt wel expertise en vrijwilligheid om in beurtrol zo’n gespreksmomenten te modereren.
Hoe eenzaamheid doorbreken? Dat kunnen de lokale leiders van jeugdbewegingen en sportclubs wel toelichten. Wat is de impact van gezonde en van ongezonde voeding? Daarover wil de diëtist of huisarts om de hoek misschien wel een boekje opendoen. Idem dito voor sessies over seksuele voorlichting, pestgedrag, verslaving, …
Voor sommige sessies zal een externe expert uitnodigen en bezoldigen nodig zijn, maar veel kan wellicht van onderuit gesteund en gedragen worden. Not asking for millions. Als wij – volwassen burgers – allemaal één avondje per jaar zo’n twee uurtjes uittrekken vanuit ons vakgebied, is zo’n jaaragenda snel en goedkoop gemaakt. Een locatie, die heeft u als burgemeester toch wel ter beschikking?
Opnieuw: de maakbaarheid van een samenleving is geen rocket science. Het vergt enkel wat goodwill, inspirerende communicatie en daadkracht. Jongeren hebben een luisterend oor nodig en goede raad doorspekt met een soeplepel wijsheid.
Lokale scholen kunnen dan tot slot die wijk- of gemeentelijke jaaragenda snel en makkelijk delen met hun leerlingen en hun ouders.
4 # beperking sociale media?
In Nederland zijn scholen sinds januari 2024 verplicht om smartphones tijdens de lessen te weren, maar de scholen bepalen zelf de invulling van het beleid. In Vlaanderen is er (september 2025) een volledig smartphoneverbod van kracht op school voor leerlingen tot de derde graad (16 jaar).
Ik ben pro. Niet voor verbieden als tendens. Neen. Wel voor het beschermen van jongeren tegen gevaren die nog te groot zijn om zelf te reguleren. Als jongeren dit meelezen, dan zijn ze het hier misschien/zeker niet (schrap wat niet past) mee eens en dat begrijp ik oprecht. Hun vrijheid, hun wil om eigen keuzes te kunnen maken, is enorm groot. Ook ik vind dat voor hen immens belangrijk.
Maar durven ze met de hand op het hart te beweren dat die smartphone hen veel geluk brengt? Dat ze de beste momenten van hun leven online beleefd hebben? Dat ze nog nooit last hebben gehad van cyberpesten? Dat ze zich niet spiegelen aan onhaalbare dromen van influencers en daar geen negatieve gevoelens aan overhouden? Dat hun leven zonder de uitvinding van de smartphone niet beter zou geweest zijn?
Het idee van een landelijk verbod heeft het voordeel van de duidelijkheid, waarvoor dank. Tot voor deze wetgeving was het een gevecht dat elke individuele leerkracht elke dag moest aangaan in de klas, in de schoolgangen en op de speelplaatsen. Elke dag discussies en geruzie. Vandaag zet deze wetgeving de eerste stap om het helder te maken voor iedereen en vooral met oog op opnieuw spelen op de speelplaats, op mentale rust. Nogmaals dank. Want de crisis door overprikkeling, die erkennen en begrijpen we ondertussen hopelijk allemaal wel.
Helaas wordt deze strijd hierdoor deels verlegd naar thuis en zitten duizenden ouders nog steeds met de smartphone-uitdaging en de handen in het haar. Dit gevecht is geen David tegen Goliath. Dit gevecht is gedoemd om verloren te worden. Ik ken nauwelijks ouders dit echt onder controle hebben. Bij het ene gezin leidt het tot frequente conflicten, bij het andere gebeurt het toch maar stiekem, en denken ze/we het onder controle te hebben.
Wat als? Wat als u, en de Europese beleidsmakers, nog net wat meer haar op de tanden zouden krijgen, en sociale media aan banden leggen tot de leeftijd van 14, of liever nog 16? Ik weet het want lees ook de krant en heel wat experten zijn tegen. Omdat jongeren sowieso wel een workaround zullen vinden. Omdat controle onmogelijk is en we – uiteraard – geen big brother in huis willen?
Maar Big Tech zal zich niet reguleren. De makers en aandeelhouders van TikTok, Instagram of YouTube hebben maar oog voor één ding: winst, winst groter dan het BNP van heel wat landen op aarde. We staan op een keerpunt en mijn groteske en utopische vraag is dan ook: kiezen voor de mentale gezondheid van jongeren of harde cash. Het is een retorische vraag, ik besef het, maar leg ze u toch voor.
5 # opnieuw (meer) creativiteit in de klas?
Creativiteit is niet enkel synoniem voor kunst. Creativiteit wordt ook al te vaak misbegrepen als het kunnen verzinnen van iets volstrekt nieuws of unieks terwijl het veel meer gaat over combineren en proberen. Kunst is héérlijk. Kunst bevraagt de status quo. Kunst daagt ons uit. Maar kunst heeft evenzoveel definities en invullingen gehad tijdens de geschiedenis als er meningen zijn over de beste frituursnack.
Met een pleidooi voor opnieuw een ernstige plek voor creativiteit in het onderwijs kijk ik naar de talloze jobs die dit nodig (zullen) hebben. U las misschien al het pleidooi van sir Ken Robinson voor stimulatie van divergent denken (zie 9.11). Of jongeren nu later stukadoor, code wizard of arts willen worden, creativiteit zullen ze nodig hebben. In een wereld waar AI en automatisatie meer en meer jobs bedreigen, zal nét menselijke creativiteit het verschil blijven maken.
Creativiteit is geen hobby. Creativiteit is geen synoniem voor knippen, plakken en kleuren. Creativiteit is de essentie van mens-zijn, het is het kunnen zien van een veelheid van mogelijkheden, het is het oefenen van probleemoplossend denken. Het is het kunnen leggen van verbanden, ook of zelfs net waar er geen zijn.
Creativiteit is bovenal leerbaar (of beter: behoudbaar) àls en zolang het gestimuleerd, gewaardeerd en beloond wordt. Net zoals sir Ken Robinson het zegt: vakken waarin slechts één correct antwoord bestaat, stimuleren dit niet of nauwelijks. Beeldende kunsten, muziek, dans, handenarbeid, street art, woord, film en filosofie – weliswaar ontdaan van academisme en snobistisch intellectualisme – bieden jongeren die waaier aan mogelijkheden. Ze geven nieuwe en spannende perspectieven. Ze leren en stimuleren hun brein flexibel te blijven.
Ontdekken hoe divers ons collectief brein – door de geschiedenis en over de grenzen van culturen heen – oplossingen en mogelijkheden heeft bedacht, is dé inspratiebron voor ingenieurs, voor onderzoekers, voor zorgverleners, voor beleidsmakers, voor schrijnwerkers, voor … iedereen.
Creativiteit stimuleren moeten we doen, willen we als mensheid, als bedrijf, als individu vooruit. Creativiteit is ons DNA, van het moment dat we vuur leerden maken tot vandaag waar de neurowetenschappen diep in ons brein nieuwe inzichten blijven ontdekken. Creativiteit in het onderwijs is tweeledig: (1) kennismaken wat bestaat en dus vormen en inhouden ontdekken én (2) doen, experimenteren, uitproberen en de essentie van dit boek: durven fouten maken zonder dat er een oordeel volgt.
De STEM-vakken krijgen vanuit uw beleid meer en meer voorrang met ruim daarachter talen en humane vakken. Kunst, filosofie, creativiteit worden veeleer geschrapt. De ziel van het mens-zijn haalt u zo uit het curriculum. Wat wilt u dan dat het onderwijs voortbrengt: robots? Mijn excuses, maar die bestaan ondertussen en wat die robots en AI kunnen, zullen we als mens nooit meer bijbenen.
Sta ons dan ook toe (opnieuw) van Hermann Hesse te leren, te mijmeren bij schilderijen van Munch of poëzie van Mahmoud Darwish. Laten we inspiratie halen uit oude tradities en experimenteren met nieuwe materialen. Laten we ‘proberen & experimenteren’ weer centraal zetten en hopen dat jongeren thuiskomen met een prachtig verhaal over iets dat grandioos mislukte, wat ze hilarisch én inspirerend vonden en hen daarom aanzette om nét verder te doen. Omdat er geen oordeel was. Omdat het aanvoelde als mogen spelen, als mogen zichzelf zijn en ontdekken. Als écht mogen leren.
6 # opnieuw (meer) autonomie voor leerkrachten én directie?
Het onderwijs. Ik gebruik die term doorheen heel het boek maar ‘het onderwijs’ bestaat niet. Er bestaan alleen mensen en die heten leerkracht, directeur, zorgcoördinator, personeelsverantwoordelijke, … Zij zijn het die elke dag opnieuw door weer en wind sjezen om voor de klas te staan of de boel recht te houden. Zij zijn het die best vaak tegenwind krijgen van leerlingen, van ouders en van beleidsmakers als u. De zogenaamde crisis in het onderwijs gaat zeker ook over het tekort aan leerkrachten. Want waarom zouden ze dat nog doen, als ze in het bedrijfsleven meer betaald kunnen krijgen? Ik zat zo’n vier jaar geleden in een panelgesprek met onze toenmalige (Vlaamse) minister van onderwijs en hij zei onomwonden dat verloning voor leerkrachten niet de reden mag zijn waarom ze het doen. Een boude uitspraak, zo omgeven door allemaal … leerkrachten.
Na vijf jaar werken in dat onderwijs voel ik twee grote sentimenten: het eerste is trots. Trots op al die warme collega’s die echt met het hart op de juiste plek bewust kozen voor dit vak – die zijn er bij de vleet – ondanks alle uitdagingen. Dat is dan ook mijn tweede sentiment: vermoeidheid. Want elk jaar opnieuw verandert er weer zoveel. Elk jaar opnieuw moeten we merken dat er geen continuïteit is. Lesroosters, software, vakinhouden … Het idee van velen dat we één keer een les maken en daarna op onze lauweren kunnen rusten, vergeet het maar. Leerkrachten worden uitgedaagd om telkens weer zichzelf heruit te vinden, elke keer weer flexibiliteit te tonen. Tijdens oudercontacten klagen ouders over ons want ze weten het beter. Tijdens personeelsvergaderingen komt alweer een beleidsnota van u roet in de plannen strooien of worden schooluitstappen beperkt of geschrapt omdat er algemeen bezuinigd wordt.
Onderwijspersoneel verdient, net als leerlingen, veel zorg. Sense of belonging. Leerkrachten hebben geen voortdurende controle nodig, ze hebben autonomie nodig en een luisterend oor. Ook op dat vlak is er nog heel wat positieve evolutie mogelijk die echt niet zozeer grotere budgetten vereist. Vanuit uw beleid is er echter een sterke promotie van middle management, van tussenniveau’s waarbij leerkrachten zich veelal de vraag stellen wat ze eigenlijk doen. Soms is die vraag onterecht, soms erg terecht. Het gevolg is dat er in scholen en schoolgemeenschappen meer en meer micromanagement ontstaat omdat niemand meer helder weet wat zijn of haar rol is. Ik hoor dagelijks verhalen van betutteling en bemoeienis. Dàt is een grote demotiverende factor voor leerkrachten.
Ik hoop dat u de scholen weer meer in handen geeft van de echte experts en die staan niet aan de wal, die staan of stonden voor de klas en op de speelplaats. Geef leerkrachten en directies dan ook opnieuw meer slagkracht, zij weten bij uitstek wat elke specifieke klas of leerling nodig heeft, wat werkt en wat niet. Vandaag worden we bedolven onder massa’s administratie. Voor zover dat die het leren en welzijn van leerlingen en alle onderwijzend personeel bevorderen en kwaliteit controleren, ben ik fan. Maar een groot deel van die administratie is ingegeven door een veel te grote controledrang. U las in deel 4.5 al de drie factoren die motivatie het sterkst beïnvloeden bij leerlingen: autonomie, competentie en verbondenheid. Dat geldt evenzogoed voor leerkrachten en voor directies.
Geef hen opnieuw autonomie, de vrijheid om binnen de perken van leerdoelen en wetgeving les te geven en scholen te organiseren op hun manier, zonder betutteling.
Geef hen opnieuw de kans om hun competenties te versterken. Niet door van hogerhand bijscholingen op te leggen die naast de kwestie zijn, maar net door zich te kunnen verdiepen in wat voor hun vak én voor het omgaan met jongeren vandaag wél zin heeft.
Geef en stimuleer opnieuw verbondenheid door het idee van mentorschap of begeleiding niet stop te zetten zodra ze aan hun job beginnen, maar net door structureel tijd, ruimte en middelen vrij te maken zodat ze intern met mekaar én met hun leerlingen kunnen connecteren. Wie therapeut is, weet dat intervisie met collega-therapeuten erg belangrijk is: momenten om samen te reflecteren over problemen bij cliënten én de eigen zorgen. Dat is wat leerkrachten ook nodig hebben, structureel dus. Gelukkig doen de meesten dat spontaan in de docentenruimte, al blijft dat vaak bij het hart luchten, ventileren.
De sterkste (en beste) leerkrachten en directies die ik persoonlijk ken, zijn koppig. Ze durven sommige (nutteloze) administratie en regels aan hun laars te lappen. Ze doen dat echt niet uit anarchisme of kwaaie wil. Ze doen dat om hun leerlingen, hun collega’s en zichzelf te beschermen, om de job haalbaar te houden, om hun jongeren te vrijwaren van problemen. Ik pleit oprecht niet voor burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik pleit voor begrip, voor sense of belonging. Directies moeten weer tijd krijgen om te kunnen zorgen voor hun leerkrachten. Zelf hebben ze ook zorg nodig.
7 # opnieuw een haalbaar curriculum?
Het onderwijs kent tot slot mijns inziens één grote illusie: het idee dat het meeste wat in de klas geleerd wordt, voor lange tijd onthouden wordt. Sorry. Jongeren vergeten meer leerstof dan ze leren.
De eerste oorzaak is de collectieve mentale overprikkeling door schermtijd, door defaitisme, door de talrijke illusies die fake news en influencing met zich meebrengen. Dit moeten we allemaal samen aanpakken.
De tweede oorzaak ligt deels in uw handen: de leerplannen zijn zodanig volgepropt geraakt dat het onderscheid tussen hoofd- & bijzaken niet meer helder is voor leerlingen. Het is te veel. Hoofdzaken konden vroeger veel vaker herhaald worden. Boomers als wij mogen zich blauw ergeren aan dt-fouten. Ik daag u uit om dat belang nog te kunnen zien als u alle leerstof van vandaag destijds op uw bord had gekregen.
Ik wil hiermee niet zeggen dat de lat lager moet. Ik geloof oprecht dat een heel hoge lat emanciperend werkt en het ultieme streven moet blijven in het onderwijs. Ik wil hiermee wel zeggen dat we in het onderwijs onze story weer straight moeten krijgen omdat jongeren eens ze in het hoger onderwijs zitten, écht nog veel kunnen en zullen leren. Daar is de motivatie (meestal) groter omdat ze er (meestal) zitten uit eigen wil.
Soms mag het even wat vertragen. Soms mag er meer plaats gemaakt worden voor wat de essentie is: de kerninhoud van vakken, sociale ontwikkeling en het stimuleren van reflectie, wijsheid, creativiteit en samenhorigheid.
Met dank en hoogachtend,
Emanuel Maes